Lagen

Woonmilieus

Bron: RTi Hilversum
Heelmeesters (360° foto)
Bron: Dick Schippers

Er is in 2030 nog steeds een verscheidenheid aan woonmilieus. Hieruit is de ontstaansgeschiedenis van Hilversum af te lezen. Villagebieden, dorpse delen, tuinstadwijken (Dudok), naoorlogse woonwijken en grootschalige stedelijke bebouwing (oostelijke binnenstad en Villa Industria) zijn nog steeds duidelijk herkenbaar. In de woongebieden waren beperkt mogelijkheden voor nieuwbouw of inbreiding. Nieuwbouw is zowel ruimtelijk als qua architectuur aangepast aan de oorspronkelijke karakteristieken. Wel zijn er functionele veranderingen gekomen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk hebben gemaakt.

Klik hier voor Anna's Hoeve en klik hier voor Monnikenberg.

Binnenstedelijk wonen (het centrum)

Het centrum heeft zich ontwikkeld binnen het stratenpatroon van driften en brinken van het oorspronkelijke dorp. Binnen dit patroon is in een hoge dichtheid gebouwd, voornamelijk in gesloten bouwblokken. De belangrijkste openbare ruimte bestaat uit (meestal autovrije) driften, brinken en pleinen.

De Groest, de Kerkstraat met aan de uiteinden vier bijzonder plekken (Kerkbrink, Langgewenst, Stationsplein en Gooilandplein) zijn de belangrijkste stedenbouwkundige dragers.

Het centrum is een van de dynamische gebieden. Dit gedeelte van de stad is voortdurend in ontwikkeling met een sterke mix van woningen, horeca, winkels en centrumfuncties. Het wonen is geïntensiveerd. Hierdoor bestaat er nu een variatie in bouw met een mix van dorpse bebouwing, van kleinschalige particuliere invullingen en grotere bouwvolumes. Met name in de stationsomgeving en de Schapenkamp hebben grootschalige ontwikkelingen plaatsgevonden met hogere bebouwing.

Dorpse uitbreiding (Vitusbuurt, Oosterstraten/Nieuwstraten, delen van Over 't Spoor)

De wijken en buurten rond het centrum zijn een aaneenschakeling van kleinschalige ontwikkelingen in korte rijen woningen uit het begin van de 20ste eeuw. Tussen de lange, gebogen straten liggen grote min of meer gesloten bouwblokken met aaneengesloten, lage woningen en grotere binnenterreinen, waar zich vaak nog (kleinschalige) bedrijven bevinden. De openbare ruimte bestaat vooral uit smalle stenige straten. De woningen zijn meestal particulier bezit en hebben door de lange geschiedenis van verbouwingen en aanpassingen een gevarieerde, individuele uitstraling. Het gebied heeft een lage dynamiek door het sterk versnipperde eigendom, maar af en toe ontstaat op voormalige bedrijfslocaties de kans om in deze wijken een grotere ontwikkeling. In deze compacte wijken heeft geen verdere ruimtelijke verdichting plaatsgevonden.

Tuinstad (Astronomische Buurt, Kamrad, Noord, Zuid, Van Riebeeckkwartier)

Vanaf 1932 zijn grote delen van Hilversum gebouwd volgens het beëindigingsplan van gemeentelijk architect Dudok. Ook na 1945 zijn de uitbreidingen van Hilversum volgens dit plan voortgezet.

Deze tuinstadswijken zijn als grootschalige stedenbouwkundige composities ontworpen, waarbij de structuur vooral bepaald wordt door de lanen, de plantsoenen, de waterpartijen en de lange zichtlijnen naar de omliggende natuurgebieden. In deze gebieden bestaat een grote samenhang in architectuur, bouwstijl en openbare ruimte. Scholen, kerken en andere publieke gebouwen staan op strategische posities in het stratenpatroon en zijn opvallend vormgegeven.

In de vooroorlogse wijken is een deel van de woningen twee-onder-een-kap, maar het grootste deel bestaat uit lange beeldbepalende rij-woningen, waardoor de aandacht gevestigd wordt op accenten en symmetrie.

In de na-oorlogse wijken is de architectuur eenvoudiger en soberder: lange rijen eengezinswoningen zonder accenten. De lanen, zichtlijnen en plantsoenen zijn hier echter nog net zo monumentaal en groen als in de oudere wijken, maar worden hier vooral begeleid door de hoge bebouwingswanden van (portiek-)flats.

Nieuwe ontwikkelingen zijn bijna als vanzelfsprekend in de stijl van en met respect voor de bestaande bebouwing tot stand gekomen. Scholen, kerken en andere voorzieningen zijn in een aantal gevallen vervangen door andere voorzieningen of woningen.

De robuuste stedenbouwkundige structuur van de na-oorlogse wijken liet op sommige plekken grotere ingrepen toe.

Tuinwijk (Bloemenbuurt, Electrobuurt, Liebergen)

De eerste planmatige uitbreidingen van Hilversum zijn sterk beïnvloed door de tuinstadbeweging van begin 20ste eeuw. De buurten zijn vormgegeven als een dorp, met publieke voorzieningen als scholen, kerken en gebouwen van algemeen nut op strategische plekken. Woningen zijn in middelgrote series door corporaties gebouwd en kennen daarom een grote samenhang. De buurten zijn kleinschalige stedenbouwkundige composities van korte rijen lage woningen met een nadrukkelijke kap. In de architectuur is er veel aandacht voor accenten zoals straathoeken, symmetrie, poorten. De straten zijn smal en daarom zijn pleinen en plantsoenen de belangrijkste openbare ruimten. Scholen en andere voorzieningen zijn niet meer in de oorspronkelijke gebouwen gevestigd.  Sommige woningen zijn vervangen, andere verbeterd, maar de buurten hebben hun oorspronkelijke karakter toch kunnen behouden.

Naoorlogse wijken (Kerkelanden, Hilversumse Meent)

De Kerkelanden en de Hilversumse Meent zijn de enige grote uitbreidingswijken die na het beëindigingsplan van Dudok zijn aangelegd. Daarnaast zijn er in de bebouwde kom nog kleinere woningbouwplannen als inbreiding gerealiseerd.

De Kerkelanden is opgebouwd rondom een groene zone die begint bij het winkelcentrum. In de groenzone liggen de wijkvoorzieningen. Daar omheen ligt een aantal identieke woonbuurten (hofjes, stempels) met vrijwel gelijkvormige woningen in twee lagen en een kap. Aan de randen van de wijk ligt een aantal recentere woonbuurten. Het winkelcentrum is vernieuwd en rondom dit centrum is het wonen geïntensiveerd.

In de Meent komt meer variatie in woningbouw voor. Het is een wijk met een structuur van autoluwe hoven en een robuuste groenstructuur daartussen. Alle voorzieningen en gestapelde woningen liggen in het centrum.

In deze wijk zijn kleinschalige ontwikkelingen beperkt gebleven tot het centrale gebied.

Kleinschalige villawijken (Boomberg, raadhuis, Emmastraat en omgeving)

De relatief compacte villawijken aansluitend aan het centrum zijn eind 19de eeuw ontstaan. De buurten zijn ontworpen in een Engelse landschapsstijl, waarin het stratenpatroon vaak gebaseerd is op de natuurlijke hoogteverschillen. In kleinschalige plannen hebben welgestelde particulieren zelf hun plannen ontwikkeld. De bebouwing in deze wijken zijn vrijstaande villa’s of twee onder een kap, op relatief grote kavels. Hier en daar staan scholen of kerken op stedenbouwkundig strategische plekken. De grote variatie aan architectuurstijlen en bouwperiodes geldt als een kwaliteit, waardoor enkele wijken een beschermde status hebben gekregen. De openbare ruimte bestaat vooral uit smalle straten, die dankzij de vele laanbomen en verzorgde voortuinen nog steeds een groene uitstraling kennen. Nieuwe ontwikkelingen in deze gebieden zijn pandsgewijs tot stand gebracht en in de schaal en karakteristiek van de omgeving. Veel villa’s hebben hun woonfunctie teruggekregen, maar ook wordt er veel aan huis gewerkt.

Villaparken (Nimrodpark, Diergaardepark, Utrechtseweg, Arubalaan en omgeving)

Verder naar de randen van Hilversum zijn de villawijken veel ruimer van opzet. Deze wijken zijn vaak in één keer ontworpen, aangelegd en verkaveld op initiatief van de eigenaren van voormalige landgoederen of buitenplaatsen. Het stratenpatroon is formeel van opzet met symmetrie-assen, plantsoenen en zichtlijnen.

De bebouwing bestaat vrijwel uitsluitend uit vrijstaande villa’s op grote kavels. Op sommige zeer grote kavels zijn nog enkele zorg- of onderwijsinstellingen gevestigd. De variëteit in architectuurstijlen en woningtypen is groot.

De openbare ruimte bestaat uit plantsoenen en brede lanen met groene bermen. Daarnaast draagt het vele groen van de privé-tuinen bij aan het groene karakter van deze gebieden.